-
1 wegzakken
1 [zakkend verdwijnen] sink2 [met betrekking tot geluiden] fade (away)3 [indutten] nod (off)♦voorbeelden:wegzakken in de blubber • sink in the mireonder het ijs wegzakken • disappear under the ice -
2 wegzakken
-
3 wegzakken
опуститься, сесть; осесть; обвалиться; уйти,, впитаться; провалиться; задремать, забыться; уйти* * *гл.общ. проваливаться, оседать, тускнеть, замирать (о звуках), забываться (о знаниях и т.п.) -
4 wegzakken
zinkDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > wegzakken
-
5 wegzakken
baisser, s'abaisser -
6 wegzakken
zink -
7 wegzakken in de blubber
wegzakken in de blubberVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > wegzakken in de blubber
-
8 in het slib wegzakken
in het slib wegzakken -
9 onder het ijs wegzakken
onder het ijs wegzakken -
10 onder het ijs wegzakken
onder het ijs wegzakkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > onder het ijs wegzakken
-
11 enfoncer
enfoncer [ãfõsee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 inslaan ⇒ induwen, inheien♦voorbeelden:enfoncer son chapeau sur la tête • zijn hoed diep over de ogen trekkenj'essaie de lui enfoncer cela dans la tête (le crâne) • dat probeer ik hem aan zijn verstand te brengen, in te prenten1 wegzinken ⇒ verzinken, wegzakken♦voorbeelden:v2) inslaan, inheien3) steken (in) -
12 wegzinken
-
13 забываться
vgener. vervagen, wegzakken (о знаниях и т.п.), zich vergeten -
14 замирать
vgener. sterven, wegsterven (о звуке), wegzakken (о звуках), besterven, treuren (о природе), verdoffen (о звуках) -
15 оседать
vgener. inzakken, inzinken, wegzakken, zakken (о стене), bezinken, hotten, ineenzakken, inkalven, uitzakken, verzakken -
16 проваливаться
-
17 тускнеть
vgener. verdoffen (о красках), wegzakken, beslaan, dof worden, verdoven -
18 go down
verdrinken, zinken, wegzakkengo down1 naar beneden gaan/leiden5 〈 benaming voor〉 afnemen ⇒ gaan liggen 〈 van wind〉; uitdoven 〈 van vuur〉; minderen 〈 van hoeveelheid〉; sen, zakken 〈 van gezwel〉7 vervallen ⇒ verslechteren, verpauperen♦voorbeelden:go down to the sea • naar zee gaango down to • verslagen worden doorgo down with measles • de mazelen krijgengo down with • in de smaak vallen bij, gehoor vinden bijII 〈werkwoord + voorzetsel〉———————— -
19 subsidence
-
20 enlisement
enlisement [ãliezmã]〈m.〉
- 1
- 2